home news forum careers events suppliers solutions markets expos directories catalogs resources advertise contacts
 
News Page

The news
and
beyond the news
Index of news sources
All Africa Asia/Pacific Europe Latin America Middle East North America
  Topics
  Species
Archives
News archive 1997-2008
 

Sustainable silage maize farming requires earlier varieties 
Duurzame snijmaïsteelt vraagt vroegere rassen


Wageningen, The Netherlands
February 4, 2016

Duurzame snijmaïsteelt vraagt vroegere rassen

Dutch silage maize farmers can increase their yield in the long term by using earlier varieties. This was the conclusion reached by maize scientists at Wageningen UR based on many years of practical cultivation tests. The use of earlier varieties increases the chance that the maize will ripen properly and ensures better (soil) conditions for harvesting. Moreover, it would provide more space for growing a full-value after-crop, such as green manure crops or the creation of new grassland. A well-developed after-crop prevents minerals from leaching out of the soil and deposits organic material in the soil. This is important for maintaining soil fertility and, therefore, yields.

Maize has had a poor reputation in relation to sustainability for many years. But while growing the crop on the same patch year after year with the addition of slurry used to be commonplace, these days are over. Stricter fertiliser standards have forced livestock farmers to approach the cultivation of silage maize from an arable farming perspective. This is not an easy task as the maximum amount of nitrogen they are allowed to use is much lower than the agricultural recommendation. A top yield is no longer possible without changing the cultivation proces partly due to the fact that a continuous cultivation of maize breaks down more organic material than is returned to the soil.

More organic material in the soil

Switching between maize and grass, or a green manure crop sown early, can help prevent this problem. A green manure crop (rye) sown on 15 October produces approximately 500 kg of dry matter per hectare and deposits 5 kg of nitrogen and 10 kg of potassium. Sowing Italian ryegrass on 15 September results in 3,000 kg of dry matter, 35 kg of nitrogen and 80 kg of potassium per hectare. Sowing the grassy green manure crop underneath the maize during the growth season can result in as much as 6,000 kg of dry matter with 70 kg of nitrogen and 160 kg of potassium.

High yield

In the project Grondig boeren met Maïs (‘thorough farming with maize’), Wageningen UR scientists have compared various approaches in the province of Drenthe over a period of four years. Tests at the Kooyenburg test farm show that the smart use of earlier varieties results in the same or higher total roughage yield per hectare than a continuous cultivation of late maize. “It is still difficult for farmers nonetheless,” says scientist Jos Groten. “Bringing forward the harvest results in lower maize yields in the first couple of years. In the long term, however, it does help maintain and possibly even increase yield. This requires farmers and contractors to change their perspective.”

Joint efforts towards greater sustainability

To introduce more farmers to the benefit of earlier varieties and other sustainable actions, demo fields were developed on their land as well as at the test farm. In these so-called satellite  farms or example farms, various farmers and contractors make plans for a more sustainable maize cultivation and discuss the positive and negative developments. It has been shown that this leads to the faster implementation of new elements for sustainable farming. On this basis Wageningen UR is working with other parties in the south of the Netherlands to develop a similar approach.

Maize is the second largest crop in the Netherlands (after grass) with an area of 224,000 hectare in 2015.

Sowing and harvesting dates in relation to variety choice

North netherlands
Harvest 10 Sept. 20 Sept. after 1 Oct.
20 April VE E E/ME
1 May UE VE E
10 May UUE* UE VE
South Netherlands
Harvest 15 Sept. 25 Sept. after 5 Oct.
20 April E ME ML
1 May VE/E E/ME ME
10 May UE VE/E E/ME

Example: Farmers in the south of the Netherlands who can sow on 1 May and aim to harvest around 34-36 % dry matter on 25 September need to use an early (E) or medium-early (ME) variety.

(ML= medium-late, ME= medium-early, E= early, VE= very early, UV= ultra-early, UUV = ultra-ultra-early. Very early to medium-early can be found on the recommended variety list (Aanbevelende Rassenlijst) via www.rassenlijst.info under press releases. The ultra-early varieties are listed in the variety bulletin for ultra-early silage maize (PPO-Rassenbulletin Ultravroege Snijmaïs) via www.grondigboerenmetmais.nl.

*Ultra-ultra-early maize is not (yet) available in the Netherlands. The only option here is to use an ultra-early variety, which will have a dry matter percentage of 28-32 % when harvested around 10 September 


Duurzame snijmaïsteelt vraagt vroegere rassen

Door te kiezen voor vroegere rassen, kunnen Nederlandse snijmaïstelers op lange termijn meer uit hun teelt halen. Dat concluderen maïsonderzoekers van Wageningen UR, op basis van jarenlange teeltproeven in de praktijk. Bij gebruik van een vroeger ras is de kans groter dat de maïs goed afrijpt en de oogst onder betere (bodem)omstandigheden plaatsvindt. Bovendien is er meer ruimte voor het telen van een volwaardig nagewas: een groenbemester of nieuw grasland. Een goed ontwikkeld nagewas behoedt mineralen voor uitspoelen en brengt organische stof in de grond. Dat is hard nodig om de bodemvruchtbaarheid, en daarmee de opbrengsten, op peil te houden.

Maïs had lange tijd een slecht imago als het gaat om duurzaamheid. Zo was het gebruikelijk om het gewas jaar na jaar op hetzelfde perceel te verbouwen en te voorzien van zware drijfmestgiften. Die tijd is definitief voorbij. Vanwege aangescherpte mestnormen zijn veehouders gedwongen om de teelt van snijmaïs akkerbouwmatig te benaderen. Dat is geen gemakkelijke opgave, omdat de maximale hoeveelheid stikstof die zij mogen gebruiken lager ligt dan het landbouwkundig advies. Een topopbrengst is, zonder het aanpassen van de teelt, al niet meer mogelijk. Dat komt mede doordat er bij een continuteelt van maïs meer organische stof wordt afgebroken dan er wordt teruggegeven aan de bodem.

Meer organische stof in de bodem

Maïs afwisselen met gras, of een vroeg gezaaide groenbemester, kan dit helpen voorkomen. Een groenbemester (rogge) die op 15 oktober wordt gezaaid, produceert ongeveer 500 kg drogestof per hectare en legt 5 kg stikstof en 10 kg kalium vast. Wie op 15 september Italiaans raaigras zaait, kan rekenen op 3.000 kg drogestof, 35 kg stikstof en 80 kg kalium per hectare. Door de grasgroenbemester al tijdens het groeiseizoen onder de maïs te zaaien, kan er zelfs 6.000 kg drogestof worden geproduceerd met 70kg stikstof en 160 kg kalium.

Hoge opbrengst

In het project Grondig boeren met Maïs hebben Wageningen UR-onderzoekers in Drenthe in de afgelopen vier jaren verschillende aanpakken vergeleken. Uit proeven op de proefboerderij Kooijenburg, blijkt dat door het slim inzetten van vroege rassen de totale ruwvoeropbrengst per hectare gelijk of hoger uitpakt dan bij een continuteelt van late maïs. “Toch blijft het voor de teler een lastig verhaal”, zegt onderzoeker Jos Groten. “Omdat je het oogstmoment vervroegt, lever je namelijk de eerste jaren aan maïsopbrengst in. Op lange termijn helpt het echter om de opbrengsten op peil te houden en wellicht te verhogen. Het vraagt van boeren en loonwerkers dus om een omslag in het denken.”

Samen voor duurzamer

Om meer ondernemers kennis te laten maken met de voordelen van vroegere rassen, zijn er behalve op de proefboerderij ook demovelden aangelegd bij telers. Op deze zogenaamde bedrijven maken groepen boeren samen plannen voor duurzame maïsteelt en discussiëren over wat wel en niet goed gaat. Het blijkt dat hierdoor nieuwe elementen voor een duurzame teelt snel door de praktijk worden overgenomen. Vandaar dat Wageningen UR samen met andere partijen in het zuiden van Nederland werkt aan een vergelijkbare aanpak.

Maïs is na gras het grootste gewas in Nederland. In 2015 bedroeg het areaal 224.000 hectare.

Zaai- en oogstmoment en rassenkeuze

Noord-Nederland
Oogst 10 sept. 20 sept. na 1 okt.
20 april ZV V V/MV
1 mei UV ZV V
10 mei UUV* UV ZV
Zuid-Nederland
Oogst 15 sept. 25 sept. na 5 okt.
20 april V MV ML
1 mei ZV/V V/MV MV
10 mei UV ZV/V V/MV

Voorbeeld: wie op 1 mei kan zaaien in Zuid-Nederland en op 25 september wil oogsten rond 34-36 % drogestof, moet daarvoor een vroeg (V) tot middenvroeg (MV) ras kiezen.

(ML= middenlaat, MV= middenvroeg, V= vroeg, ZV= zeer vroeg, UV= ultravroeg, UUV = ultra-ultravroeg. Zeer vroeg tot middenvroeg is terug te vinden op de Aanbevelende Rassenlijst (www.rassenlijst.info onder persberichten). De Ultravroege rassen staan vermeld in het PPO-Rassenbulletin Ultravroege Snijmaïs op www.grondigboerenmetmais.nl)

*Ultra-ultravroege rassen zijn (nog) niet beschikbaar voor Nederland. De enige optie is hier het gebruik van een ultravroeg ras. Dit zal bij oogst rond 10 september een drogestofgehalte hebben van 28-32%.



More news from: Wageningen University & Research


Website: http://www.wur.nl

Published: February 4, 2016

The news item on this page is copyright by the organization where it originated
Fair use notice

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

  Archive of the news section

 


Copyright @ 1992-2024 SeedQuest - All rights reserved